Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2025
Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2025- Symbolische 30%-grens bereikt: bijna één op de drie hoogleraren is vrouw
- Groei blijft bescheiden en ongelijk verdeeld; pariteit pas rond 2043 in zicht
- Universiteiten stellen nieuwe streefcijfers voor 2030 vast
- Nederland nog altijd in lagere regionen EU-ranglijst
- Vervangingspotentieel aan vrouwelijke UHD’s ruim boven 100%
30%-grens bereikt – maar geen reden tot zelfgenoegzaamheid
Eind 2024 bedroeg het aandeel vrouwelijke hoogleraren aan Nederlandse universiteiten 29,9%, een stijging van 1,2 procentpunt ten opzichte van 2023. Daarmee is de symbolische 30%-grens – vaak gezien als critical mass voor structurele verandering – zo goed als bereikt. Toch blijft de groei bescheiden en ongelijk verdeeld. Op basis van de huidige trend duurt het nog tot 2043 voordat een evenwichtige man-vrouwverdeling* is bereikt.
Hardnekkige knelpunten in doorstroom
Het aandeel vrouwen neemt nog altijd sterk af per stap op de academische ladder: van 51,9% bij studenten naar 46,1% bij promovendi, 47,6% bij universitair docenten, 36,6% bij universitair hoofddocenten en slechts 29,9% bij hoogleraren. Vooral de overstap van universitair docent naar universitair hoofddocent en die van universitair hoofddocent naar hoogleraar blijven gepaard gaan met obstakels.
Groei in fte volledig toe te schrijven aan vrouwen
Tussen eind 2023 en eind 2024 nam de totale omvang van de hooglerarenpopulatie toe met 22,4 fte. Opvallend is dat deze groei niet alleen volledig bij vrouwen terechtkwam, maar dat vrouwen ook de afname in het aantal fte bij mannen compenseerden. Het aantal fte vrouwelijke hoogleraren steeg met 42,5, terwijl het aantal fte mannelijke hoogleraren juist daalde met 21,2. Meer dan 100% van de netto groei kwam dus bij vrouwen terecht. Dit is cruciaal voor het verhogen van het percentage vrouwelijke hoogleraren: niet alleen door instroom, maar ook door vervanging van uitstroom bij mannen kan de sector versneld richting een evenwichtige verdeling bewegen.
Grote uitstroom van mannen biedt kansen
De langverwachte uitstroom van mannelijke hoogleraren in de leeftijdscategorie 60+ is duidelijk zichtbaar. Het vervangingspotentieel van vrouwelijke universitair hoofddocenten ligt op 108,1%, ruim voldoende om de uitstroom op te vangen. Dit biedt een unieke kans om versnelling te realiseren, mits universiteiten actief bevorderings- en loopbaanbeleid blijven voeren.
Nieuwe streefcijfers voor 2030
Met het bereiken van de 30%-grens kijken universiteiten vooruit. Op verzoek van het LNVH zijn nieuwe streefcijfers vastgesteld voor 2030, met een sectorgemiddelde van 36,9% vrouwelijke hoogleraren. Individuele doelen variëren van 25% (TU Delft) tot 50% (Universiteit Utrecht – let op: dit is het gemiddelde van de streefcijferrange van 40-60% die deze universiteit hanteert). Deze ambitieuze bakens zijn cruciaal om de voortgang te versnellen, juist nu bezuinigingen en afnemend politiek draagvlak voor gendergelijkheid de sector onder druk zetten.
Tien jaar groei in beeld
De Monitor laat ook zien hoe het aandeel vrouwelijke hoogleraren zich de afgelopen tien jaar ontwikkelde, sinds het LNVH voor het eerst afspraken maakte met universiteiten over streefcijfers. Het percentage steeg van 17,1% eind 2014 naar 29,9% eind 2024. Hoewel dit een duidelijke vooruitgang is, tonen de cijfers dat elke universiteit een uniek groeipatroon heeft, met grote verschillen in tempo en resultaat.
Internationale vergelijking: Nederland nog steeds achteraan in EU
Volgens de Europese She Figures 2024 steeg het gemiddelde aandeel vrouwelijke hoogleraren in de EU-27 van 27,3% in 2019 naar 29,7% in 2022. Nederland groeide in die periode van 23,7% naar 27,3%. Nederland blijft daarmee in de onderste regionen van de ranglijst hangen; maar liefst 15 landen ‘scoorden’ beter.
Internationale staf groeit, maar top blijft achter
Het aandeel wetenschappelijk personeel met een internationale herkomst stijgt gestaag en loopt uiteen van 58,1% bij promovendi tot 24,1% bij hoogleraren. Opvallend daarbij is dat vrouwen in de hogere functiecategorieën veel vaker een internationale achtergrond hebben dan mannen. Het aandeel wetenschappers met internationale herkomst neemt sterk af naarmate de functie hoger wordt, hetgeen wijst op extra barrières voor internationale wetenschappers in de top.
Glazen Plafond Index en arbeidsvoorwaarden
De Glazen Plafond Index voor vrouwen blijft hoog bij de overstap van universitair docent naar universitair hoofddocent (1,3) en universitair hoofddocent naar hoogleraar (1,2), hetgeen duidt op structurele belemmeringen. Daarnaast zien we dat vrouwen nog steeds minder vaak in de hoogste salarisschalen voorkomen. We zien verder dat vrouwen gemiddeld een iets kleinere contractomvang hebben, behalve bij hoogleraren waar zij juist een iets grotere contractomvang hebben (0,88 fte versus 0,86 fte). Opvallend is dat vrouwelijke hoogleraren gemiddeld jonger zijn dan hun mannelijke collega’s.
Vast versus tijdelijk
De Monitor laat een positieve trend zien: het aandeel vaste contracten blijft stijgen, hetgeen de positie van wetenschappers structureel versterkt. Vrouwen hebben in de meeste academische functies even vaak of vaker een vast contract dan mannen, met uitzondering van hoogleraren, waar vrouwen nog iets vaker een tijdelijk contract hebben. Bij docenten en onderzoekers zien we juist het omgekeerde: daar hebben vrouwen relatief vaker een tijdelijk contract dan mannen. Deze verschillen vragen om gerichte aandacht, omdat contractzekerheid een belangrijke randvoorwaarde is voor doorstroom en gelijke kansen.
Scheve verhoudingen per wetenschapsgebied
De Monitor laat zien dat de man-vrouwverhouding* sterk verschilt per vakgebied. In Economie is het aandeel vrouwelijke hoogleraren met 19% het laagste van alle wetenschapsgebieden, terwijl het aandeel vrouwelijke studenten daar 35,8% bedraagt. Ook in Natuur en Techniek blijft het aandeel vrouwelijke hoogleraren ver achter (respectievelijk 20,5% en 20,7%). Daarentegen is in Gedrag & Maatschappij en Taal & Cultuur het aandeel vrouwelijke hoogleraren aanzienlijk hoger (43,9% en 42,3%), maar er is nog altijd geen pariteit. Het LNVH adviseert daarom structureler samenwerking tussen bijvoorbeeld decanen van specifieke faculteiten, zodat aandacht voor genderongelijkheid niet alleen binnen de muren van individuele universiteiten wordt opgepakt, maar ook sectorbreed per vakgebied explicieter op de agenda komt.
Academisch management: voor het eerst meer dan 50% vrouwen in CvB’s
Voor het eerst is gemiddeld meer dan de helft van de leden van de Colleges van Bestuur vrouw: 51,2%. Dit is een belangrijke mijlpaal, al blijft het aandeel vrouwen in Raden van Toezicht met 44,9% achter. Ook op andere niveaus van academisch management zien we beweging, maar nog geen evenredigheid. Het aandeel vrouwelijke decanen steeg licht naar 36,4%, terwijl het aandeel vrouwelijke directeuren van onderwijsinstituten daalde van 57,9% naar 46,7%. Bij directeuren van onderzoeksinstituten bleef het percentage vrijwel gelijk op 36,4%. Opvallend is dat vrouwen nog steeds beter vertegenwoordigd zijn in onderwijsmanagement dan in onderzoeks- en integraal management, functies die doorgaans meer invloed en gezag hebben. Deze cijfers onderstrepen dat gendergelijkheid niet alleen een kwestie is van aandacht voor doorstroom naar hoogleraarschap, maar ook van toegang tot sleutelposities in academisch bestuur en management.
UMC’s: één op de drie hoogleraren vrouw
Ook bij de universitair medische centra is een mijlpaal bereikt: het aandeel vrouwelijke hoogleraren steeg van 31,6% in 2024 naar 33,2% in 2025. Daarmee is in 2025 voor het eerst aan de umc’s één op drie hoogleraren vrouw.
Samen vooruit; nu meer dan ooit
Het bereiken van de 30%-grens is een mijlpaal die we bewust markeren. Het is belangrijk om de weg naar evenredigheid te voorzien van duidelijke piketpalen en deze momenten te vieren – niet alleen om de geschiedenis correct vast te leggen, maar ook om energie te geven aan de volgende stappen. Tegelijkertijd waarschuwen we voor een hardnekkige misvatting: het idee dat na het bereiken van de critical mass de rest vanzelf volgt. Onderzoek laat zien dat dit niet gebeurt. Vooruitgang vraagt blijvende inzet – juist nu.
In een tijd van bezuinigingen, dalende studentenaantallen en anti-genderbewegingen die de aandacht en middelen voor dit thema onder druk zetten, is het essentieel om gendergelijkheid als een structureel, langetermijnonderwerp te blijven zien. Niet alleen op het niveau van hoogleraren, maar in de hele academische pijplijn. De cijfers van deze Monitor schetsen een gunstig startpunt, met een groot vervangingspotentieel, meer vaste contracten en ruimte door uitstroom, maar deze kansen kunnen snel verdampen als we niet gezamenlijk koers houden.
Daarom roept het LNVH bestuurders, beleidsmakers, overheid en iedereen met invloed op om nu in gezamenlijkheid te blijven focussen en actief te sturen op vooruitgang. Niet achteroverleunen, maar versnellen. Alleen door gezamenlijke inzet kunnen we voorkomen dat deze mijlpaal een eindpunt wordt - en ervoor zorgen dat het een springplank zal zijn naar echte gelijkwaardigheid. Het LNVH blijft agenderen, aanjagen en samenwerken, als kritische bondgenoot van de sector, met één doel voor ogen: een innovatieve, inclusieve, evenwichtige academie.
De Monitor: veel meer dan een persbericht
De Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2025 is een uitgebreide publicatie die veel verder gaat dan wat in een persbericht te vatten is. In dit bericht delen we slechts de belangrijkste highlights. We nodigen iedereen van harte uit om ook de volledige Monitor te lezen en kennis te nemen van alle gedetailleerde informatie: van de cijfers over NWO- en KNAW-instituten tot de ontwikkelingen binnen het ondersteunend en beheerspersoneel (OBP), en van de analyses per wetenschapsgebied tot de uitgebreide data over salarisschalen, contractvormen en academisch management. Deze inzichten bieden een rijk en genuanceerd beeld van de stand van zaken en zijn onmisbaar voor wie wil bijdragen aan een inclusieve en toekomstbestendige academische wereld.
Caspar van den Berg, voorzitter Universiteiten van Nederland (UNL):
“De Monitor laat verschillende bemoedigende ontwikkelingen zien. Ik vind het een belangrijke mijlpaal dat inmiddels 30 procent van de hoogleraren vrouw is. Tegelijkertijd blijft er werk aan de winkel. Daarom hebben alle universiteiten nieuwe streefcijfers voor 2030 afgesproken, zodat we blijven toewerken naar gelijke vertegenwoordiging in de wetenschap.”
Helen Mertens, voorzitter UMCNL:
"Dat één op de drie hoogleraren in de umc’s nu vrouw is, is een belangrijke mijlpaal. Maar we zijn er nog lang niet. Toch is er met 64% vrouwelijke promovendi en 56% vrouwelijke UD’s veel talent onderweg binnen de umc’s. We blijven ons inzetten voor gelijke kansen en een veilige, inclusieve academische werkomgeving."
Bekijk en download de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2025 hier.
Click here to find this information in English.
The full English version of the Monitor will be available January 2026.
* Hoewel deze Monitor en het persbericht zich richten op man-vrouwverhoudingen, onderschrijft het LNVH nadrukkelijk dat gendergelijkheid niet binair is. Er komt voor de Monitor steeds meer data beschikbaar om breder te kunnen rapporteren, maar aantallen zijn nog te klein om zonder risico op herleidbaarheid te publiceren. Daar waar mogelijk doen we dit echter in deze Monitor al wel. Het LNVH zet zich actief in voor betere dataverzameling en intersectionele analyses, zodat beleid niet alleen op gender, maar ook op kruispunten van diversiteit kan worden ontwikkeld.

