menu
NL EN

MIJLPALEN MET MITSEN EN MAREN

Eind 2024 was 29,9% van de hoogleraren vrouw. Daarmee is de symbolische 30%-grens - vaak gezien als de kritische massa voor structurele verandering - zo goed als bereikt . Een belangrijke stap vooruit; het resultaat van jarenlange inzet.

Toch is er geen reden tot zelfgenoegzaamheid. De groei blijft bescheiden en ongelijk verdeeld. Zonder extra inspanningen duurt het waarschijnlijk nog twintig jaar voordat pariteit in zicht komt. Ook blijven doorstroomknelpunten hardnekkig, vooral bij de stap van universitair docent naar universitair hoofddocent en die van universitair hoofddocent naar hoogleraar.



Deze Monitor laat zien dat er kansen liggen: het vervangingspotentieel aan vrouwelijke universitair hoofddocenten is groot. Universiteiten zijn aan zet om dit potentieel te benutten en te investeren in een gedegen bevorderingsbeleid dat leidt tot zichtbare en structurele verandering.

Tegelijkertijd waarschuwen de prognoses: het gezamenlijke streefcijfer van 31,2% voor eind 2025 wordt waarschijnlijk niet gehaald. Extra lokale impulsen en gericht beleid zijn noodzakelijk. Dit alles speelt in een context van afnemend politiek draagvlak voor het thema van gendergelijkheid en enorme bezuinigingen in het hoger onderwijs en de wetenschap – factoren die de voortgang ernstig kunnen ondermijnen.

Nog altijd horen we: ‘We zijn er toch wel met de vrouwen in de academie?’. De cijfers vertellen een ander, genuanceerder verhaal. We nemen je ook in deze Monitor weer graag mee in de stand van zaken, de uitdagingen én de kansen voor een inclusieve academische wereld.


NOG ALTIJD STERKE DALING PERCENTAGE VROUWEN BIJ ELKE STAP OP CARRIÈRELADDER

Het aandeel vrouwen in met name de hogere academische posities neemt nog altijd sterk af per opeenvolgende functiecategorie. Toch zien we ultimo 2024 in alle categorieën, van studenten tot hoogleraren, een lichte toename van het totale aandeel vrouwen. Vrouwen vormen iets meer dan de helft van zowel de studenten (51,9%) als de afgestudeerden (54,6%), maar hun vertegenwoordiging neemt af in de daaropvolgende academische posities. Na de afgestudeerden, waarvan 54,6% vrouw is, daalt het aandeel naar 46,1% bij de promovendi. Bij de universitair docenten is er een stijging naar 47,9%, maar daarna volgt een sterke daling: het aandeel vrouwelijke universitair hoofddocenten is 36,6% en bij hoogleraren zakt dit aandeel verder naar slechts 29,9%.


GEMATIGDE GROEI BIJ 13 VAN DE 14 UNIVERSITEITEN

Van de 14 universiteiten vertoonden er 13 een groei in het aandeel vrouwelijke hoogleraren tussen eind 2023 en eind 2024. De enige uitzondering is de Technische Universiteit Delft, waar het aandeel vrouwelijke hoogleraren met 0,4 procentpunt licht afnam. De groei varieert echter aanzienlijk tussen de instellingen: de Universiteit Maastricht zag een marginale stijging van 0,1 procentpunt, terwijl de Technische Universiteit Eindhoven een relatief sterke toename van 2,8 procentpunt realiseerde. Desondanks blijven de stijgingen over het geheel genomen gematigd, zonder uitgesproken uitschieters.

Onder de universiteiten met een ondergemiddelde groei - minder dan 1,2 procentpunt - bevinden zich de Universiteit van Amsterdam, de Universiteit Maastricht, de Vrije Universiteit Amsterdam, de Radboud Universiteit Nijmegen, de Universiteit Twente en de Open Universiteit. Ultimo 2024 hebben 8 universiteiten meer dan 30% vrouwelijke hoogleraren. Ultimo 2023 waren dat er 7. De Rijksuniversiteit Groningen passeerde voor het eerst in de geschiedenis van de Monitor de 30%-grens .

De Open Universiteit voert ook in 2024 de ranking aan, met een aandeel vrouwelijke hoogleraren van 42,8%, een stijging van 0,2 procentpunt ten opzichte van 2023. De top drie wordt verder gevormd door de Universiteit Maastricht (36,2%) en de Universiteit Leiden (34,2%). De Technische Universiteit Delft, met een lichte daling van 18,9% eind 2023 naar 18,6% eind 2024, blijft hekkensluiter op dit gebied.


STREEFCIJFERS

Ultimo 2024 staan we één jaar voor het peilmoment van ultimo 2025, waarvoor universiteiten hun huidige streefcijfers hebben vastgesteld. Op sectorniveau is de critical mass bereikt, maar het streefcijfer van 31,2% nog niet; er ontbreekt 1,3 procentpunt. Vijf universiteiten hebben hun doel al gehaald: de Erasmus Universiteit Rotterdam, de Universiteit van Amsterdam, de Universiteit van Tilburg, de Technische Universiteit Eindhoven en de Open Universiteit. Bij de overige negen varieert de afstand van 0,8 procentpunt (Universiteit Leiden) tot 6,4 (TU Delft).

Prognoses op basis van de groei van het afgelopen jaar laten zien dat het sectordoel waarschijnlijk net niet wordt gehaald: het verwacht aandeel is 31,0%. In dat scenario blijven vijf universiteiten achter en moeten samen nog 16,3 procentpunt overbruggen. Gebaseerd op de gemiddelde groei sinds 2019 zouden zelfs zeven universiteiten hun doel missen (totaal 15,6 procentpunt). Er moet dus zeker een tandje worden bijgezet.


NIEUWE STIPPEN OP DE HORIZON: STREEFCIJFERS VOOR 2030

Met het bereiken van de 30%-grens kijken universiteiten vooruit. Op verzoek van het LNVH zijn nieuwe streefcijfers vastgesteld voor 2030: een sectorgemiddelde van 36,9% vrouwelijke hoogleraren. Individuele doelen variëren van 25% (TU Delft) tot 50% (Universiteit Utrecht – let op: dit is het gemiddelde van de streefcijferrange van 40-60% die deze universiteit hanteert). Deze ambitieuze bakens zijn cruciaal om de voortgang te versnellen, juist nu bezuinigingen en afnemend politiek draagvlak voor gendergelijkheid de sector onder druk zetten.



1. De Universiteit Utrecht stelde een ‘streefcijferrange’ vast voor vrouwelijke hoogleraren. Zij stellen dat het percentage vrouwelijke hoogleraren aan de UU tussen de 40% en 60% moet liggen in 2030. Voor het kunnen berekenen van een sectorgemiddelde, hanteren we hier het gemiddelde van deze ‘range’, namelijk 50%.
2. Dit is een voorlopig streefcijfer (3 november 2025). Er wordt nog een bestuurlijk besluit over dit streefcijfer genomen.
3. De OU heeft een klein aantal hoogleraren in dienst. Een kleine verandering in aantallen heeft grote invloed op de percentages. Dit is de ondergrens, niet het streefcijfer.


UMC’S: ÉÉN OP DE DRIE HOOGLERAREN VROUW

Ook bij de universitair medische centra is een mijlpaal bereikt: het aandeel vrouwelijke hoogleraren steeg van 31,6% in 2024 naar 33,2% in 2025 .


NEDERLAND IN EUROPEES PERSPECTIEF

Volgens de Europese She Figures 2024 steeg het gemiddelde aandeel vrouwelijke hoogleraren in de EU-27 van 27,3% in 2019 naar 29,7% in 2022. Nederland groeide in die periode van 23,7% naar 27,3%. Nederland blijft daarmee in de onderste regionen van de ranglijst hangen; maar liefst 15 landen ‘scoorden’ beter.


VERVANGINGSPOTENTIEEL RUIM BOVEN DE 100%

Opvallend in deze Monitor is de toegenomen uitstroom van mannen in de leeftijdscategorie 60+. Het is nu duidelijk dat de (lang)verwachte relatief massale exit van deze groep echt is begonnen. Dit, en het meer dan vol zijn van de kweekvijver, biedt dus buitengewoon veel perspectief voor de toekomst. Dan is het natuurlijk wel aan de instellingen hiernaar te handelen, en te zorgen dat de werkcultuur er een is die focust op het binnenhalen én binnenhouden van vrouwelijke talent.

Zonder onderscheid te maken naar wetenschapsgebied, kan meer dan 100% (=108,1%) van de te verwachten uitstroom aan hoogleraren door vrouwelijke universitair hoofddocenten worden vervangen. Daarmee is het vervangingspotentieel in een jaar tijd met 7,9 procentpunt toegenomen.


ACADEMISCH MANAGEMENT: VOOR HET EERST MEER DAN 50% VROUWEN IN CVB’S

Voor het eerst is gemiddeld meer dan de helft van de leden van de Colleges van Bestuur vrouw: 51,3%. Dit is een belangrijke mijlpaal , al blijft het aandeel vrouwen in Raden van Toezicht met 44,9% achter. Ook op andere niveaus van academisch management zien we beweging, maar nog geen evenredigheid. Het aandeel vrouwelijke decanen steeg licht naar 36,4%, terwijl het aandeel vrouwelijke directeuren van onderwijsinstituten daalde van 57,9% naar 46,7%. Bij directeuren van onderzoeksinstituten bleef het percentage vrijwel gelijk op 36,4%.

Opvallend is dat vrouwen nog steeds beter vertegenwoordigd zijn in onderwijsmanagement dan in onderzoek en integraal management, functies die doorgaans meer invloed en gezag hebben. Deze cijfers onderstrepen dat gendergelijkheid niet alleen een kwestie is van aandacht voor doorstroom naar hoogleraarschap, maar ook van toegang tot sleutelposities in academisch bestuur en management.


EVENREDIGHEID NOG ALTIJD TOEKOMSTMUZIEK. BLIJVEN WE WACHTEN TOT 2043?

Blijven de percentages vrouwelijke hoogleraren met ditzelfde groeitempo stijgen, dan bereiken we ultimo 2040 een evenredige man-vrouwverdeling onder de hoogleraren. Kijken we naar de groei op basis van de afgelopen twee jaar en baseren we daar de prognose op dan zien we dat er pas in 2043 een 50/50-verdeling onder hoogleraren zal worden bereikt.

Dit is slechts een kleine greep uit de data die de Monitor laat zien. Blader de Monitor vooral door voor gegevens over onder andere de Glazen Plafond Index, man-vrouwverschillen in leeftijd, contractomvang en vast vs. tijdelijk contract, indeling in salarisschalen, wetenschapsgebieden, academische management, UMC’s en nog veel meer.

Tot slot, vragen we graag aandacht voor hoofdstuk 5. Daarin geven we voor het tweede jaar op rij de man-vrouwverdeling weer in de instituten van NWO en de KNAW. Dit betekent dat we ook daar voorzichtig vergelijkingen kunnen gaan maken tussen jaren en inzicht geven in de ontwikkelingen. Met deze uitbreiding kunnen we weer een gedetailleerder beeld geven van de gehele sector.

Ook vragen we aandacht voor de recent geïntroduceerde paragraaf over de samenstelling van het wetenschappelijk personeel met betrekking tot herkomst. Voor het vierde jaar op rij, kunnen we daarmee inzicht geven in de man-vrouwverdeling onder het wetenschappelijk personeel met een internationale achtergrond. Dit levert relevante informatie op, bijvoorbeeld voor het toespitsen van beleid op het gebied van gendergelijkheid.

Ook in deze Monitor weer gegevens met betrekking tot de UNL WOPI-variabele ’Geslacht’, en dan specifiek de waarde ‘Overig’. Hoewel deze benaming zeer te wensen overlaat en het LNVH pleit voor een herbenaming, geeft het wel een opening tot het loslaten van de geijkte binaire dataregistratie en –weergave. Meer hierover in de Monitor zelf.

Een printversie van de Monitor ontvangen? Laat het ons weten!



Downloads


monitor 2025 figuren 2025

Download de eerdere Monitors


OVER HET LNVH

Het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren is een netwerk-, kennis- en belangenbehartigingsorganisatie - met meer dan 1800 aangesloten vrouwelijke universitair hoofddocenten en hoogleraren. Het LNVH zet zich in voor evenredige vertegenwoordiging, voor de verbetering van de positie van vrouwen in de wetenschap ongeachte discipline en achtergrond en een inclusieve en veilige academische werkomgeving waarin gelijke beloning de norm is. Eens per jaar brengt het de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren uit. De Monitor geeft inzicht in de actuele man-vrouwverhouding in de wetenschap en de percentages vrouwelijke wetenschappers en bestuurders aan de Nederlandse universiteiten, universitair medische centra en in andere wetenschappelijke organisaties. Daarmee vormt de Monitor de fundering onder maatregelen en beleid op het gebied van genderdiversiteit, zet het aan tot actie en geeft het inzicht in waar de obstakels zich bevinden in de nog altijd gebrekkige doorstroom van vrouwen naar de top.


Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren
Postbus 3021
3502 GA Utrecht
info@lnvh.nl
www.lnvh.nl