3e Ambassadeursnetwerk (Mr Yvonne van Rooy)


3e Ambassadeursnetwerk (Mr Yvonne van Rooy)

Ervaringen in het (3e) Ambassadeursnetwerk 2004.
Mr. Yvonne C.M.T. van Rooy, voorzitter College van Bestuur Universiteit Utrecht
Korte voordracht tijdens de bijeenkomst van het lnVH d.d.18 oktober 2005.

De uitnodiging van Opportunity in Bedrijf om deel te nemen aan het 3e ambassadeursnetwerk, een initiatief van de ministeries van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, kwam nagenoeg gelijk met het begin van haar nieuwe baan, voorzitter van het College van bestuur van de Universiteit Utrecht. Achteraf bezien had deze vraag beter een jaar later kunnen komen, want een aantal van de eerste bijeenkomsten konden niet worden bijgewoond. Bovendien kende zij de organisatie van de Universiteit Utrecht nog onvoldoende om snel projecten te kunnen bedenken. Desalniettemin heeft zij er geen spijt van: het was een interessant netwerk met positieve, zakelijke contacten.
Deelnemen aan het Ambassadeursnetwerk betekent in het lopende jaar in de eigen organisatie als het kan drie actiepunten te realiseren, met als doel een divers personeelsbeleid na te streven en de doorstroming van vrouwelijk talent naar hogere functies te bevorderen.

Het woord emancipatie heeft een gedateerde klank gekregen, is niet meer stimulerend. Het is beter om uit te gaan van het belang van een instelling: een optimale benutting van toptalenten.
Deze toptalenten moeten echter ook de geboden kansen aangrijpen en daaraan ontbreekt het relatief vaak bij vrouwen. Zij vinden dat uit hun werk moet blijken dat zij hogerop willen en daarvoor kwaliteiten hebben. Het moet hen worden geleerd dat zij ook zichtbaar moeten zijn door in commissies te gaan zitten, naast hun dagelijks werk bestuurlijk actief moeten zijn. In de Universiteit Utrecht is al vrij veel gaande. In de managementfuncties is reeds een redelijke balans tussen mannen en vrouwen aanwezig. Ook in de lagere functies van het wetenschappelijke werk is verbetering te zien. Bij de doorstroom naar hogere wetenschappelijke functies zit echter een probleem, daar is scheefgroei aanwezig. Om dit te verbeteren is een mentoring en coachingproject speciaal gericht op vrouwen opgezet. 1.

Als pilot wordt gestart in drie faculteiten. Aan het begin van hun academische loopbaan krijgen de vrouwen een mentor. Dit is iemand die goed op de hoogte moet zijn van de universitaire infrastructuur en bij voorkeur van het mannelijke geslacht is. Het mes snijdt zodoende aan twee kanten: de vrouwen worden gestimuleerd en de mannen worden zich bewust van de obstakels die de vrouwen kunnen ondervinden. Een externe coach helpt de vrouwen bij het verder ontwikkelen van hun vaardigheden. Er is relatief veel belangstelling voor dit project: 34 van de 80 aangeschreven UD-ers reageerden positief en 36 hoogleraren gaven zich voor dit project op.
Een tweede actiepunt is verbreding van het karakter van de β-opleidingen. Meer combinatiemogelijkheden en vakken die meer raakvlakken met het bedrijfsleven bieden. Nieuwe studierichtingen kunnen ontstaan met een grotere aantrekkingskracht voor vrouwen. Voor de meisjes van het juniorcollege (5 en 6 VWO) is samen met AKZO een bezoek georganiseerd aan diverse AKZO-vestigingen om via jongen vrouwelijke rolmodellen een beeld te krijgen van interessante banen na een β-studie.
Tussendoor zijn er kleine activiteiten, zoals lunches met nieuwe hoogleraren.
Het 3e ambassadeursnetwerk 2004 is aan het begin van 2005 afgesloten, maar dat betekent dat de animo mag teruglopen. Yvonne zorgt ervoor dat het onderwerp op de agenda blijft, ook met nieuwe activiteiten.


1. Bij de Universiteit van Tilburg was in de tijd dat zij daar werkte door een vrouwelijk hoogleraar aldaar (T.M.W.) reeds een opzet gemaakt. Dit idee heeft zij in Utrecht geïntroduceerd.