Prof.dr. Titia Loenen naar aanleiding van Vrouwendag


Prof.dr. Titia Loenen naar aanleiding van Vrouwendag

Interview met prof.dr. Titia Loenen door Alette van Doggenaar

Toen ik ging studeren, had ik nooit kunnen denken dat ik bij Vrouwenstudies terecht zou komen. Ik was niet erg met emancipatie bezig. Ik kom uit een geprivilegieerd, academisch milieu. Het was vanzelfsprekend dat ik, ook als meisje, zou gaan studeren, dat heb ik nooit hoeven bevechten.

Ik merkte voor het eerst dat er iets niet klopte toen ik bij mijn toenmalige vriend over de vloer kwam. Hij studeerde medicijnen en iedereen vroeg aan hem wat hij ermee wilde gaan doen. Ik deed twee studies, geschiedenis en rechten, en niemand die aan mij vroeg wat ik voor plannen had. Dat vond ik nogal vreemd. Ik beschouwde mezelf heel vanzelfsprekend als gelijkwaardig aan hem. Maar voor anderen was dat blijkbaar niet zo.

Na mijn studies kwam er een vacature voorbij bij Vrouw en Recht in Leiden, en aangezien mijn belangstelling voor emancipatiezaken was gewekt, besloot ik te solliciteren. Tot mijn stomme verbazing werd ik aangenomen. Terwijl de enige aanwijsbare belangstelling voor vrouwenemancipatie bestond uit mijn afstudeeronderwerp bij rechten. Mijn scriptie ging over gelijke behandeling van mannen en vrouwen in aanvullende pensioenen. Zo ben ik min of meer toevallig in deze richting beland. Inmiddels als fulltime hoogleraar. Maar ik heb er nooit spijt van gehad. Het is een heel goede en bevredigende keuze gebleken. Wetenschappelijk gezien heeft het me veel gebracht. Zo heb ik vorig jaar deel genomen aan het Fulbright New Century Scholar Program waarvoor dertig wetenschappers uit de hele wereld over disciplinegrenzen heen onderzoek samenbrengen rond het thema van (mondiale) gelijkheid van vrouwen. Dat is enorm inspirerend en leerzaam geweest.

Internationale rechtsvergelijking vind ik erg interessant. In sommige landen zoals bijvoorbeeld India, zie je dat er gedifferentieerde regelgeving bestaat op basis van religie. Voor de ene religieuze groep gelden dan andere regels dan voor de andere. Die regels gaan bijna allemaal over familierecht en meestal is er sprake van een ongelijkwaardige positie van mannen en vrouwen. Vaak zie je bijvoorbeeld dat vrouwen niet mogen scheiden maar mannen wel. Feministische juristen in die landen zijn daar ook mee bezig.

Maar ook als je neutrale regels hebt die voor iedereen gelden, moet je er op bedacht zijn dat die voor mannen en vrouwen verschillend kunnen uitpakken. Het onderwerp letselschade bijvoorbeeld is voor studenten altijd een enorme eye-opener. Stel je bent achttien en begonnen met een academische studie. Je wordt van je fiets gereden en raakt invalide. Dan kan er schadevergoeding worden toegekend. De hoogte daarvan wordt berekend op grond van gederfde inkomsten die je naar verwachting zal lijden. De rechter zal zich afvragen wat je geworden zou zijn en wat je dan verdiend zou hebben. Voor een vrouw is de redenering dat ze kinderen krijgt, tijdelijk stopt met werken en vervolgens een parttime baan neemt. Dan zie je dat het leven van een man meer waard is dan dat van een vrouw. Daar zijn studenten enorm verontwaardigd over.

De hoofddoekkwestie is ook een onderwerp waar ik me mee bezig heb gehouden. Een moslimstudente van ons wilde hulpgriffier worden bij de rechtbank. Ze mocht toen geen hoofddoek dragen tijdens zittingen. Ik heb haar adviezen gegeven hoe ze haar zaak bij de commissie gelijke behandeling kon aankaarten. Het argument dat in die situatie gebruikt wordt, is altijd dat de staat neutraliteit moet uitstralen. Een hoofddoek zou de schijn wekken dat je bevooroordeeld bent. Maar in welk opzicht dan? De invloed van levensovertuiging is heel diffuus.

En wat is dan neutraal. Is wat de Fransen doen neutraal, die elk godsdienstig teken uit de school weren? Of ontstaat neutraliteit juist door pluralisme? Je moet, vind ik, niet naar de uiterlijke kenmerken kijken maar naar de opvattingen. Mensen met radicale opvattingen moeten geweerd worden uit de rechterlijke macht en uit het onderwijs. Alleen het dragen van een hoofddoek is geen reden om aan te nemen dat iemand radicale ideeën heeft.

De kwestie is weer actueel door de motie van Wilders; hij pleit voor een boerkaverbod in het openbaar. De motie is dankzij steun van het CDA aangenomen met als argumenten veiligheid, integratie en gelijkheid van mannen en vrouwen. Dan word ik sowieso al een beetje achterdochtig, als rechts zich gaat opwerpen als de verdediger van vrouwenrechten. Er zijn moslimvrouwen die een boerka dragen als een soort protest tegen de wijze waarop integratie wordt opgelegd. Die vrouwen voelen zich vaak in eerste instantie allochtoon en pas daarna hebben ze een emancipatieprobleem. En daar zullen er vast meer van komen denk ik. Het is dan ook onjuist om te veronderstellen dat hoofddoeken of boerka's per definitie staan voor onderdrukking.

Veiligheid lijkt me ook niet bepaald een doorslaggevend argument. Wat is er op zich onveilig aan als je niet kan zien wie je voor je hebt? Op straat mag je anoniem zijn. Verdonk laat nu onderzoeken of zo'n verbod juridisch haalbaar is. Ik geef het weinig kans. De staat moet zich niet bemoeien met wat iemand op straat draagt.

Wat ik opvallend vind, is dat veel mensen zich wel druk maken over ideeën van een aantal islamieten, maar niet over vergelijkbare opvattingen van bepaalde christenen. Zo is de SGP een fundamentalistische en ondemocratische partij. Vrouwen mogen geen lid zijn, ze wil geen scheiding van kerk en staat en ze wil vrouwen het kiesrecht ontnemen. Dat is nogal wat. Maar omdat ze zich niet manifesteren als militant vindt niemand dat eng. Mensen zeggen wel 'je kunt een kind niet dwingen een hoofddoekje te dragen' maar niemand begint over de lange rokken op de Bible belt.

Wat mij betreft mag Internationale Vrouwendag zeker blijven. Ook al leeft de emancipatiegedachte hier in Nederland niet meer zo, er is nog genoeg te doen. Bijvoorbeeld zolang de arbeidseconomie niet ingericht is op zorgtaken en er nog steeds een glazen plafond is. Dat ik zelf geen last heb gehad van dat plafond komt waarschijnlijk omdat ik geen kinderen heb. Min of meer bewust. Als het makkelijker was geweest om kinderen met werk te combineren, had ik ze misschien wel gehad. Daar komt bij dat mijn man ook niet zo'n sterke kinderwens had. Dus het is er niet van gekomen. Als je geen kinderen hebt, is het zoveel simpeler.

Dat betekent ook dat ik ondanks een drukke fulltime baan nog tijd heb voor mijn grote hobby: beeldhouwen en boetseren. Ik heb een keer een beeldje gemaakt voor een scheidend decaan. En naar aanleiding daarvan ben ik gevraagd een ontwerp te maken voor een beeld bij een kinderdagverblijf. Ik heb het uiteindelijk niet gedaan. Dan moet je erover nadenken. En voor mij vertegenwoordigt beeldhouwen juist niet nadenken. Vrijheid. En die wilde ik niet verliezen.

Verschenen op 09-03-2006 in Ublad 21 (37).