De knoppen moeten om (prof.dr. Els Goulmy)


De knoppen moeten om (prof.dr. Els Goulmy)

Els Goulmy over doorbraak van vrouwen in de wetenschap

De wetenschap kan niet zonder vrouwelijk talent. Toch wil die doorbraak van vrouwelijke wetenschappers naar topposities maar niet tot stand komen. Els Goulmy, voorzitter van het landelijk netwerk Vrouwelijke Hoogleraren, moest zelf hard werken om de top te halen. Maar nog steeds wordt zij soms letterlijk over het hoofd gezien. ‘Het zou allang niet meer nodig moeten zijn erover te praten.'

Els Goulmy is hoogleraar transplantatiebiologie en werkzaam bij het Leids Universitair Medisch Centrum. In 2002 werd haar de hoogste wetenschappelijke eer toebedeeld die Nederland kent, de NWO-Spinozapremie. Maar haar loopbaan voerde bepaald niet rechtstreeks naar de wetenschappelijke Olympus. Goulmy begon als analist en moest voor haar academische studie en haar promotie uitwijken naar Parijs, omdat zij daarvoor destijds met haar analistenopleiding niet in Nederland terechtkon. Een paar jaar lang reed ze met haar Renault 4 regelmatig op en neer naar Parijs voor colleges en tentamens.

Is uw loopbaan een echte vrouwenloopbaan?
‘Een moeilijke vraag. Ik heb moeten doorzetten, en dat ik dat gedaan heb, heeft voornamelijk met mijn karakter te maken. Maar inderdaad is een loopbaan als de mijne misschien eerder iets voor een vrouw dan voor een man. De naoorlogse jeugd is opgevoed met: niet huilen, maar doorgaan. Dat gold voor jongens, maar ook voor meisjes. Maar de opvoeding van mannen was veel meer op een carrière buitenshuis gericht. Meisjes moesten vooral flink zijn omdat ze ooit een huishouden moesten runnen. Ik denk dat dat verschil nog steeds bestaat. Nederland loopt erg achter bij bijvoorbeeld Scandinavië en de Verenigde Staten als het gaat om werkende vrouwen. Dat heeft misschien ook te maken met geloofsovertuigingen.
Nog steeds heerst de overtuiging dat vrouwen eigenlijk voor hun gezin horen te zorgen. Nederland heeft wel het stempel van een vooruitstrevend en liberaal land, en dat klopt misschien voor Amsterdam, daarbuiten weet ik het nog niet zo net.'

Verschilt de positie van vrouwen in de wetenschap van die van andere werkende vrouwen?
‘In het bedrijfsleven is men veel bewuster bezig met de vraag: hoe zorg je ervoor dat mensen succesvol kunnen zijn? Daar heeft men allang in de gaten hoe het vrouwelijk potentieel benut kan worden. Bedrijven zijn productgericht en daardoor eerder geneigd te werken aan een mentaliteitsverandering. Ze geven bijvoorbeeld bonussen aan projectleiders die zorgen voor de juiste mensen - dus óók vrouwen - op de juiste plek.
Ook in de wetenschap moeten de knoppen om. Alleen al vanwege de vergrijzing heeft de wetenschap de komende jaren alle talent nodig dat ze kan krijgen. De universiteiten leiden tegenwoordig net zoveel vrouwen op als mannen, in de medische wetenschappen zelfs veel meer vrouwen. Maar vrouwen stromen nauwelijks door naar een wetenschappelijke loopbaan. Dat is kapitaalvernietiging.'

De noodzaak is er. Waarom blijft een doorbraak dan tot dusver uit?
‘NWO doet enorm haar best. Er was het Aspasia-programma, dat de doorstroom van vrouwelijke universitair docenten naar hoofddocentposities bevorderde. Dat programma is nu opgegaan in de Vernieuwingsimpuls. Daarmee is het minder zichtbaar geworden, en dat vind ik jammer.
Die Vernieuwingsimpuls is op zich een heel goed instrument om jonge wetenschappers zicht op een loopbaan te geven. Maar daarvan kan de Nederlandse wetenschap niet leven. Het is te weinig, veel meer jonge wetenschappers zou perspectief geboden moeten worden. Want wetenschapper is een raar beroep, hoor. Als je net bent afgestudeerd is het allemaal nog heel uitdagend en de eerste vier jaren, als aio, hoef je je ook niet druk te maken over geld. Maar als je daarna een positie weet te krijgen als postdoc, moet je je eigen centjes voor onderzoek bij elkaar sprokkelen. Later in je loopbaan moet dat niet alleen om je eigen salaris te kunnen betalen, maar ook dat van anderen. Je moet ontzettend hard en toegewijd werken, terwijl een goed toekomstperspectief vaak ontbreekt. De jeugd van tegenwoordig vraagt zich af: "Wat is dat voor een carrière?".
Voor vrouwen werkt dat ontbrekende perspectief extra nadelig. De meesten krijgen ooit kinderen. Het is geen toeval dat vrouwen in hoge posities vaak kinderloos blijven - nee, ik heb ook geen kinderen. Er zijn te weinig voorzieningen op de werkvloer om carrière en kinderen goed te kunnen combineren. Vrouwen moeten dus veel serieuzer nadenken over de keuzes die ze maken: een carrière, kinderen of een combinatie en hoe dan precies? Als je zo grondig moet nadenken, ligt een vaak "uitzichtloze" carrière in de wetenschap voor vrouwen nog veel minder voor de hand dan voor mannen.'

En daarmee loopt de wetenschap veel talent mis...
‘Absoluut. Vrouwen zijn bijvoorbeeld goede managers. Het zijn vaak echte people managers, ze kijken naar de mens achter de medewerker, ook dat is het resultaat van hun opvoeding. Met meer vrouwen in de top van de wetenschap zorg je voor meer evenwicht in je organisatie. Persoonlijke aandacht werkt, bijvoorbeeld door goede acties van je personeel te belonen met kleine gestes, een bonus of een hogere salaristrede. Dat gebeurt in de wetenschap veel te weinig. En vrouwen hebben daar oog voor. Het is belangrijk om de kwaliteiten van vrouwen zichtbaar te maken, om ze op de juiste plek te krijgen. Dat betekent dat je flexibel moet omgaan met eisen die aan een bepaalde functie gekoppeld zijn. Van vrouwen die terugkomen van zwangerschapsverlof kun je bijvoorbeeld niet verwachten dat ze meteen bij zijn met alle literatuur: daarvoor gaan de ontwikkelingen in de wetenschap gewoon te snel. Je moet dan dus ook niet verwachten dat ze binnen een half jaar weer een publicatie klaar hebben. Wel kun je hun kwaliteiten bijvoorbeeld tijdelijk op een andere manier inzetten en waarderen.'

Vrouwen moeten vaak hard werken om ertussen te komen, in de door mannen overheerste wetenschappelijke wereld, wordt vaak gezegd. Is dat ook uw ervaring?
‘Ik betwijfel of gender een rol speelt bij het beoordelen van onderzoeksvoorstellen en dergelijke. Maar er bestaat zeker een old boys network, en vrouwen hebben daar veel last van. Mannen zien goede vrouwen vaak over het hoofd. Letterlijk soms. Ik was ooit lid van een bestuur samen met drie mannen. De voorzitter vroeg wie er wanneer op vakantie was. Eerst bleek de ene man tegelijk met de voorzitter weg te zijn, toen bleek de ander er dan ook niet te zijn. Vervolgens vroeg de voorzitter zich hardop af: "O, hoe moet dat nu?". Ik werd simpelweg niet gezien. Dit soort anekdotes hoor ik vaak. Heel vreemd. Mannen doen het niet met opzet, maar het gebeurt gewoon. Het zou allang niet meer nodig moeten zijn om hier nog over te praten.'

Welk beleid is nodig om die langverwachte doorbraak eindelijk tot stand te brengen?
‘Het belangrijkste is toch dat jonge wetenschappers, vrouwen én mannen, perspectief geboden wordt. Geef bijvoorbeeld beginnende postdocs een aanstelling voor drie jaar, met een jaarlijkse evaluatie waaruit hun geschiktheid moet blijken. Zo kun je duidelijkheid bieden over hun loopbaan. NWO speelt een cruciale rol met haar Vernieuwingsimpuls, maar dat is niet genoeg. Ook al die jonge wetenschappers die net buiten de NWO- programma's vallen, moeten een kans krijgen. Dat zal ook voor vrouwen goed uitpakken.'

Wat is het landelijk netwerk Vrouwelijke Hoogleraren van plan?
‘Wij zijn in de jaren negentig begonnen als denktank van vrouwelijke hoogleraren. Sinds 2001 zijn we een stichting. Maar het werk is altijd liefdewerk oud papier geweest, zonder bureau-ondersteuning. Dat laatste werd te zwaar, onze schouders gingen hangen. Gelukkig hebben we afgelopen najaar subsidie van minister Van der Hoeven gekregen voor ons werk, een miljoen euro. Ons doel is evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de universitaire gemeenschap. Dat willen we bereiken door erover te praten met onder meer universiteitsbesturen. We willen ook per universiteit netwerken van vrouwen opzetten, met bijvoorbeeld mentor-mentee-programma's om jonge vrouwen te coachen. Zie het lnVH maar als een soort old girls network.'

Bron: https://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOP_6DKJTJ, NWO Hypothese.
tekst: de heer Hanne Obbink